Armand Sağ
Link
 

 

Het christelijk geloof in de ME
   
 

Het christelijk geloof in de Middeleeuwen

In haar publicatie ‘Religion’ schrijft historica en Middeleeuwendeskundige Mayke de Jong dat ‘a ‘correct’ Christian cult was the crucial ingredient of the identity and cohesion of early medieval polities.’ Hiermee komt het belang van het Christelijke geloof in de Middeleeuwen goed naar voren. Want zoals Mayke de Jong laat blijken in haar tekst, was geloof en in het bijzonder het Katholieke geloof een bindmiddel voor de volkeren in Europa.

Ten tijde van de vroege middeleeuwen waren er meerdere stammen met elk andere gebruiken en geloven, een eenheid hieruit smeden was vrijwel onmogelijk en het geloof was het enige mogelijke bindmiddel. Tevens was het ook een manier om je juist te onderscheiden van de heersende elite. Om dit soort praktijken tegen te gaan, was het vormen van een “juiste” religie belangrijk, ten slotte was het in een land waar de tegenstellingen optimaal waren zeer moeilijk om de eenheid te bewaren. De verschillende stromingen binnen het Christendom werden al gebruikt door bijvoorbeeld de Visigoten, die het Arianisme aanhielden. De ontstane vacuümpositie werd door het enige georganiseerde bestuursapparaat dat nog operationeel was ingevuld, dit was de Romeinse Kerk. Hiervan wilden ook de koningen profiteren, niks was tenslotte ‘goedkoper’ dan het volk tevreden te houden met “hemelse” beloningen in plaats van aardse materiele zaken. Ook het streven naar een vroom en Christelijk rijk speelde een rol hierin uiteraard, de vroege middeleeuwen waren een heuse concurrentie tussen de verschillende nieuwe christelijke rijken die allemaal elkaar wilden aftroeven. Dit kon zijn met het aantal bekeerde volkeren of met de leefwijze van zijn onderdanen. Zo creëerde men een samenhangende systeem dat alle mensen in beginsel als gelijk behandelde, en tegelijkertijd onderlinge spanning weghaalde door een gezamenlijke Christelijke identiteit. De te vormen eenheid van het juiste christendom werd door meerdere groepen gepredikt, zoals we kunnen nalezen in de Synode van Frankfurt uit 794 en de Vorstenspiegel van Sedulius Scottus. De vroeg middeleeuwse heersers profiteerden hiervan, zoals eerder gezegd, en gebruikten het voor hun eigen macht. De Kerk en de verschillende vorsten gebruikten elkaar en legitimeerden elkanders macht, waardoor de vorst de Kerk bescherming bood en andersom de Kerk de koning als vertegenwoordiger van God op bestuurlijk niveau aanwees. Hierdoor was het als goedgelovige Christen vrijwel onmogelijk om de koning ontrouw te zijn. Tenslotte was de koning aangewezen door God zelf. Deze interpretatie zorgde voor de Christelijke cultuur en identiteit zoals we die vandaag de dag nog steeds kennen.

Kerstening in soorten en maten
Los van het eenheidsprincipe dat het Christendom in Europa, bedoeld of onbedoeld, realiseerde doordat het door Europese leiders in politiek opzicht werd gebruikt, was ook de kerstening van niet-Christenen een deel van het dagelijkse leven in het Middeleeuwse Europa. Zowel Wood als Fletcher (beide historicus van de Middeleeuwen) bespreken de bekering van een aantal ‘heidense’ groepen aan de randen van de vroegmiddeleeuwse Christelijke wereld. De pogingen om respectievelijk de Saksen en de Denen onder de grote paraplu van het Christendom te krijgen, liepen nogal uit de hand en eindigden in een grootschalige oorlog. Later werden er andere tactieken gebruikt om volkeren en stammen te bekeren, zoals bij de Centraal-Aziatische Avaren.

Uiteraard werd er geleerd van de gemaakte fouten tegen de Saksen, dit wordt al duidelijk als de Avaren worden verslagen door Karel de Grote in 796. Meteen gaan er geruchten dat “dit een tweede Saksen zal worden”, maar Frankisch hofgeleerde Alcuin zegt al meteen de Avaren met liefkozende woorden bekeerd moeten worden.1 Een ander aspect was de kracht van de Denen, een reeks machtige koningen maakte van de Denen een potentieel gevaar waar veel vijanden van de Franken naartoe vluchtten, onder andere de Saksische Widukind in 782. Een direct aanval zou derhalve te veel gevaren met zich meebrengen zo snel na de verovering van Saksen. En alhoewel missionarissen aanwezig waren in het gebied van de Denen, was men niet zo erg succesvol. De handelsrelaties waren echter buitengewoon goed, in tegenstelling tot de Saksen of Centraal-Aziatische Avaren waren de Denen geen semi-nomadisch volk. De Denen liepen ver vooruit op de rest van Europa qua handel en schepenbouw, wat later ook goed naar voren zou komen met de Vikingperiode. De vechtlust van de Denen was echter wel te vergelijken met die van de Saksen en Avaren, maar waar de vorsten van de laatste twee volkeren weigerden het Christendom aan te nemen, was de Deense koning Harald Klak bereid om naar het hof van Lodewijk te komen.2 Hij werd gedoopt, alhoewel meer om diplomatieke redenen, maar bleef zijn eigen heidense rituelen trouw tot in de tiende en elfde eeuw na christus. Deze combinatie van diplomatieke listigheid, handelspositie en krachtige koningen zorgde ervoor dat de Denen anders aangepakt moesten worden dan de Saksen en Avaren.

Goed geloof
In een gerenommeerd stuk van historica McKitterick over de Karolingische ‘Renaissance’ staat te lezen hoe belangrijk correct geloof werd gevonden, het ging zelfs zo ver dat geleerden aan het hof van Karel de Grote zelfs de bijbel corrigeerden. De definitie van “goed geloof” was uiteraard niks meer dan de context die Karel de Grote eraan wilde geven door middel van de correcties. Deze correcties werden dus uitgekozen door Karel de Grote, het was dus ook geen toeval dat het gebeurde door zijn hofhouding. De creatie van een dergelijk “verbetermentaliteit” had als gevolg dat Oude Latijnse werken alsmede de Vulgaat-vertalingen van Hieronymus nogmaals geraadpleegd werden om eventuele afwijkende zinnen te vervangen. Het doel, zoals vermeld in McKitterick, was het vormen van een uniforme reguliere stabiliteit in het Frankische Rijk3. Afwijkende bijbels en geschriften werden simpelweg verbannen, zodat iedereen hetzelfde te lezen kreeg en derhalve dezelfde opvattingen van het Christendom ingeprent kreeg. Hoe echter beoordeeld werd wat het goede geloof was, is toe te schrijven aan enkele individuen. Het feit dat Karel de Grote in het Admonitio Generalis uit 789 al zegt de teksten te moeten corrigeren geeft al aan dat het een initiatief van zijn kant was. De drang om bijbelteksten te corrigeren kwam dus niet vanuit de paus of het volk, maar simpelweg van een vorst die het als een politiek middel trachtte te gebruiken om eenheid en stabiliteit in het rijk te bewerkstelligen. De Angel-Saksische geleerde in dienst van de Karolingers Alcuin van Tours gaf de nadruk aan de layout en organisatie van de tekst, terwijl Theodulf van Orleans een academisch intellectueel werk ervan maakte.4 Wat hun perceptie was van een goed geloof, staat nergens vermeld. Vermoed mag worden dat het om de opvattingen van Karel de Grote ging, in die mate dat het niet in botsing kwam met de opvattingen uit Rome.

Van Christendom naar Jodendom
Historicus Fletcher schrijft in zijn ‘Rival monotheisms’ over ene Bodo, die veel beroering veroorzaakte door het Christendom te verruilen voor de Joodse religie. Nadere inspectie van de primaire bron waarop Fletcher zich baseert, maakt echter duidelijk dat hij nogal selectief is geweest in zijn keuze van de gegevens die hij in zijn beschrijving heeft overgenomen. Hieronder volgt het volledige verhaal, overgenomen uit de Annalen van Sint Bertijns (de ‘rijksgeschiedenis’ van de Franken in de negende eeuw):

De Annalen van Sint Bertijns, s.a. 839
[Janet L. Nelson transl., The Annals of St-Bertin Ninth century histories I (Manchester/New York, 1991), pp. 41-2.
Meanwhile, something very distressing happened, something to be bewailed by all the children of the Catholic Church. Rumour spread the news and the Emperor found out that the deacon Bodo, an Aleman by birth and deeply imbued from his earliest childhood in the Christian religion with the scholarship of the court clergy and with sacred and secular learning, a man who only the previous year had requested permission from the Emperor and the Empress to go on pilgrimage to Rome and had been granted this permission and had been loaded with many gifts: this man seduced by the enemy of the human race had abandoned Christianity and converted to Judaism. First he entered into discussion about apostasy and his own perdition with some Jews whom he had brought with him to sell to the pagans. He was not afraid to make his cunning plans and having let these Jews been taken away and kept only one companion with him, a man rumoured to be his nephew, he renounced the Christian faith – we weep to say it – and professed himself a Jew.  Thus he was circumcised, let his hair and beard grow and adopted – or rather usurped – the name of Eleazar.  He assumed a warrior’s gear, married a Jew’s daughter and forced his nephew mentioned earlier also to convert to Judaism. Finally, overcome by the most despicable avarice, he entered the Spanish town of Zaragoza in mid-August along with some Jews. It was only with difficulty that the Emperor could be persuaded to believe this news at all, which clearly showed to everyone what a very distressing episode this was for the Emperor and Empress and indeed for all those redeemed through the grace of the Christian faith.

Het vervolg en tevens de enige andere vermelding van Bodo in de Annalen:

De Annalen van Sint Bertijns, s.a  847
Bodo, who some years earlier  had abandoned the truth of a Christian and had gone over to the perfidity of the Jews, made such further progress in evil that he devoted himself to urge all the Christians living in Spain under the king and people of the Saracens that they should abandon Christianity and convert to the insanity of the Jews or the madness of the Saracens5, or, said Bodo, they would all certainly be killed. A tearful petition was sent about him by all the Christians of that realm, to King Charles6, and the bishops and other clergy in this kingdom, requesting them to demand the apostate Bodo to stop presenting the Christians who lived down there with such a choice between persecution or death.

Het probleem met Bodo ligt hem vooral in het feit dat het een hooggeplaatste functionaris was aan het Karolingische hof. Het betrof een geleerde en intelligente man die naast zijn onverwachte sprong naar het Jodendom, ook nog eens de vorst en vorstin voorloog. Zijn bedevaart naar Rome werd met vreugde beantwoord en Bodo werd overladen met presenten en ander waardevol spul. Hij koos ervoor om te vluchten uit het Frankische Rijk, het waarom is niet echt duidelijk aangezien Fletcher ook al aangeeft dat Joden het vrij goed hadden daar7. Hierdoor worden er theorieën gemaakt over aan de ene kant, Joden aan het hof die Bodo overtuigd hadden om ook Joods te worden, waarna hij een plan smeedt om zoveel mogelijk kapitaal los te weken van de Karolingische vorst. Of dit waar is, blijkt niet verifieerbaar aangezien de Annalen van Sint Bertijns uit 839 een compleet ander verhaal schetsen. Volgens dit verhaal had Bodo enkele Joden meegenomen om (hoogst waarschijnlijk) te verkopen aan de heidenen, echter na een felle discussie over het leven na de dood moest Bodo denken aan wat de Joden zeiden. Dit weerhield hem er niet van om zich te ontdoen van de Joden en na beraad toch te bekeren tot het Jodendom. Ook dwong hij zijn neef tot hetzelfde en vroeg hij de Islamitische heerser van Al Andalusie om alle Christenen te bekeren tot of de Islam dan wel het Jodendom.8 Alhoewel dit op het eerste gezicht allemaal propaganda lijkt om Bodo te demoniseren, kunnen we ook concluderen dat Bodo niet zomaar een bekeerling is. Het zit hem waarschijnlijk in het feit dat het een persoon was met een belangrijke functie binnen het Karolingische Rijk, die “overliep” naar niet alleen een ander geloof maar ook naar een vijandige staat, te weten Al Andalusie. Dat hij daar vervolgens de moeite nam om een alliantie te vormen met Moslims, een nog groter vijand in die tijd, boezemde uiteraard veel Christenen angst in.



Armand Sağ

13 oktober 2007

© Armand Sağ 2007

1. Richard Fletcher, The conversion of Europa. From paganism to Christianity, 371-1386 AD (Londen, 1997) 220-221.
2. Ian Wood, The missionary life. Saints and the evangelisation of Europe 400-1050 (Londen etc. 2001) 14-15.
3. Joanna Story ed., Charlemagne, Empire and Society (Manchester, 2005) 154-155.
4. İdem 155.
5. dat is de meest gebruikte vroegmiddeleeuwse benaming voor Moslims.
6. dat is Karel de Kale.
7. Richard Fletcher, The conversion of Europa. From paganism to Christianity, 371-1386 AD (Londen, 1997) 290.
8. Janet L. Nelson ea., The Annals of St-Bertin. Ninth century histories I (Manchester/New York, 1991) 41-42.

 

Copyright ElaDesign (disclaimer)