Armand Sağ
Link
 

 

De Turkse erkenning van de Nederlanden
   
 

De Turkse erkenning van de Nederlanden

Veel is nog vrij onbekend voor het grote publiek omtrent de onafhankelijkheid van de Nederlanden onder Vader des Vaderlands Willem van Oranje. Veel mensen zullen nog wel de Beeldenstorm van 1566 kunnen plaatsen, maar dat er in hetzelfde jaar een brief van de Osmaanse sultan Süleyman werd verstuurd zal ze onbekend in de oren klinken.

Het was namelijk in 1566 dat de protestante Nederlanders in opstand kwamen tegen hun katholieke overheersers, de Spaanse Habsburgers. Door de uitbundige rijkdom van de katholieke kerken in Nederland, richtte de opstandelingen hun woede op de beelden in deze kerken. Alle beelden werden onthoofd, mede ook ingegeven door een religieus aspect dat alleen God en niet (heilig verklaarde) personen vereerd mochten worden. Deze reeks woedende vernielingen ging de boeken in als de Beeldenstorm, een vergeten aspect is dat tijdens de hagenpreken in 1566 een veelgebruikt leus “Liever Turks dan Paaps” werd. Toen de Turkse sultan van het Osmaanse Rijk Kanuni Sultan Süleyman dit hoorde, stuurde hij meteen een brief naar de Nederlanden waarin hij financiële en militaire hulp beloofde. Een ander reden hiertoe lag hem in het feit dat de Osmaanse Turken ook in oorlog waren met de Spaanse Habsburgers en de Nederlanden als bondgenoot zagen.

Met de brief van Kanuni Sultan Süleyman begonnen de internationale betrekkingen tussen de Turken en de Nederlanden op diplomatiek niveau al in 1566, het jaar van de Beeldenstorm. Toen de Beeldenstorm zich in 1568 verder ontwikkelde tot een nationale strijd van de Nederlanders tegen de Spanjaarden, beter bekend als de ‘Nederlandse Opstand’, hadden de Nederlanders de pech dat Kanuni Sultan Süleyman inmiddels al overleden was. Toch werd er een Nederlandse delegatie naar İstanbul gestuurd in 1568, welke een ceremoniële ontvangst kreeg die normaal alleen weggelegd was voor diplomaten van onafhankelijke erkende landen. De Nederlanden waren dit echter nog lang niet. Dit nam echter niet weg dat de Osmaanse Turken de Nederlanders financieel en militair steunden en daarmee het Nederlandse volk steunde in hun strijd tegen onderdrukking. De Osmaanse Turken waren zo het eerste land dat het Nederlandse recht op vrijheid en soevereiniteit erkenden. Met deze Turkse steun riep de Staten-Generaal in 1588 de onafhankelijkheid van ‘De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden’ uit. Behalve het Osmaanse Rijk onderhield geen enkel land diplomatieke betrekkingen met de Nederlanden.

Volgens hoogleraar Geoffrey Parker van de Amerikaanse Ohio Staatsuniversiteit gaven “van alle Europese landen waar Willem van Oranje hulp aan vroeg, alleen de Turkse Osmanen actieve steun”.[1] Na Willem van Oranje, die de leider van de Nederlandse Opstand was van 1566 tot aan zijn dood in 1584, waren het nog steeds alleen de Turken van het Osmaanse Rijk die hun actieve steun verleenden aan de Nederlandse zaak. De climax kwam in 1599 toen de Osmaanse Turken de Nederlanders militair te hulp kwamen in de strijd om Zeeland. Ruim 1500 Osmaanse strijders hielpen de Nederlanders om de Spanjaarden terug te dringen uit Zeeland en omgeving. Erkentelijk om de Turkse hulp en bewust van het feit dat het juist de Turkse inmenging was die de Slag om Zeeland (1599-1604) in het voordeel van de Nederlanders besliste, noemde de zoon van Willem van Oranje, Prins Maurits van Nassau, het gebied ‘Turkeye’. Dit gebied bestaat nog steeds en ligt in de Gemeente Sluis van de provincie Zeeland.

Met deze overwinning probeerde Prins Maurits diplomatieke betrekkingen aan te knopen met andere landen om zo een breed bondgenootschap te kunnen vormen tegen de Spanjaarden. Dit viel echter verkeerd bij de omringende landen die hun betrekkingen met de Spanjaarden niet op het spel wilden zetten. Zo kreeg een Nederlands gezant in Engeland de titel ‘ambassadeur’ in 1604 maar werd dit niet geaccepteerd door de Engelse koning Jacobus I. Hij weigerde de gezant zelfs als zodanig te ontvangen omdat dit een expliciete erkenning van de Nederlanden als onafhankelijk land zou betekenen. In praktijk zag Spanje de Nederlanden als afvallige provincie binnen de Spaanse tak van het Habsburgse Rijk. Doorhebbend dat een erkenning van de Nederlanden als meer dan een afvallige provincie de relatie met Spanje drastisch zou verslechteren, weigerde de Engelse koning Jacobus I jarenlang de ontvangst van de Nederlandse gezant.

Slechts enkele jaren na de Turks-Nederlandse overwinning in Zeeland, werd er in 1609 een bestand gemaakt met de Spanjaarden door de Nederlanders. De Nederlandse Opstand van 1568 was inmiddels uitgelopen op een langdurige en bloedige oorlog, achteraf bekend geworden onder de naam ‘De Tachtigjarige Oorlog’. Het bestand van 1609 hield in dat er voor een periode van twaalf jaar niet of nauwelijks gevochten zou worden, vanwaar de naam ‘Twaalfjarig Bestand’ afkomstig was. De Nederlanden maakten echter gebruik van de situatie door zich als een onafhankelijk land te profileren. Al in hetzelfde jaar werden er ambassadeurs, ditmaal onder de naam ‘staatsambassadeur’, uitgezonden naar Engeland en Frankrijk om zo steun te vergaren tegen de katholieke Spanjaarden. Alhoewel zowel Engeland als Frankrijk eerder meermaals geweigerd hadden de Nederlanden te steunen tegen het machtige Spanje, werd er door de Nederlanden besloten het nogmaals te proberen. De staatsambassadeurs werden uitgezonden naar Engeland en Frankrijk, maar het liep anders dan men had verwacht.

Engeland zag in de staatsambassadeur geen officiële ambassadeur en behandelde deze slechts als gezant uit de Nederlanden. Ook de Franse koning Hendrik IV handelde op een gelijkende manier, hij ontving weliswaar een Nederlandse staatsambassadeur in 1610 maar liet duidelijk blijken dat het geen officiële ambassadeur was. De vorst liet zo doorschemeren dat deze Nederlandse staatsambassadeur in zijn visie niet gelijk stond aan een ambassadeur, tenslotte konden alleen volledig erkende onafhankelijke landen ambassadeurs uitzenden. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd daarom behandeld als een staat van lagere rang. Zo mocht de Nederlandse staatsambassadeur na zijn aankomst in Frankrijk geen bezoek brengen aan de koning, ook niet de ceremoniële 'eerste visite'. Tevens weigerde de Franse koning om de staatsambassadeur voorrang te geven bij het betreden van zijn eigen huis of om hem ook maar de hand te schudden. Het belangrijkste was echter dat de staatsambassadeur de titel  ‘Excellentie’ niet mocht voeren, terwijl dit wel gewoon was voor alle andere ambassadeuren. Zo werd de staatsambassadeur vergelijkbaar met een vazal, zoals de hertog van Savoye die onder het Duitse Rijk viel. De Nederlanden werden zo nog steeds gezien als deel van het Spaanse Rijk.[2] Dit veranderde met enkele tussenpozen niet tot lang na 1622.

Het Osmaanse Rijk echter had de primeur om in 1610 een formele uitnodiging naar de Staten-Generaal te sturen waarin verzocht werd om een Nederlandse ambassadeur in de Osmaanse hoofdstad İstanbul. De Osmaanse minister Halil Paşa stuurde deze uitnodiging hoogstpersoonlijk zelf naar de Staten-Generaal. Waar de overige landen pas met de Nederlandse overwinning in de Tachtigjarige Oorlog (1569-1648) de soevereiniteit en onafhankelijkheid definitief erkenden met het Verdrag van Westfalen in 1648, deden de Osmaanse Turken dat de facto al in 1566 (met de brief van Kanuni Sultan Süleyman) en de jure in 1610 (met de uitnodiging van Halil Paşa). Het Osmaanse verzoek werd meteen ingewilligd en Cornelis Haga viel de eer de eerste Nederlandse ambassadeur in İstanbul te worden. Tevens werd hij de eerste erkende ambassadeur van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

Dit was ook voor de Osmanen een unicum, daar de enige andere ambassadeurs in het Osmaanse Rijk afkomstig waren uit Frankrijk, Engeland en Venetië. Alledrie de landen hadden ambassadeurs in İstanbul en alledrie klaagden direct na de uitnodiging aan de Nederlanden bij de Osmaanse sultan. Hoe kon het volgens die drie landen dat een opstandig gebied dat nog niet eens onafhankelijk was, al een ambassadeur kon uitzenden? Het was uiteraard niet uitgesloten dat andere redenen hierbij ook een rol speelden; zo werden de Nederlanden als potentieel handelsconcurrent gezien door de drie ambassadeurs en hun vrees werd werkelijkheid. Halil Paşa vaardigde verschillende handelsdecreten en capitulatiën uit in het voordeel van de Nederlanders. De Venetiaanse ambassadeur stuurde nog tevergeefs een lange notitie waarin stond dat “Nederland beslist geen staat is”. Hij ging verder: “De bewoners van de Nederlanden zijn niks meer dan een achtergebleven volk die voortdurend tegen hun koning in opstand komen.”[3]

De Osmanen trokken zich niks aan van de rest van Europa, noch van de overige drie ambassadeurs residerend in İstanbul. Terwijl de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden pas met de Vrede van Münster, wat onderdeel was van het Verdrag van Westfalen in 1648, door de omringende landen officieel erkend werd zelfstandige natie, deden de Osmaanse Turken dit al veel eerder. Zelfs de uitnodiging van de Republiek voor de besprekingen van het Verdrag van Westfalen geschiedde via Frankrijk, daar de Republiek nog steeds gezien werd als een afvallige provincie. Met het Verdrag van Westfalen kwam de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) eindelijk tot een eind met een Nederlandse overwinning als resultaat.

Met al dit in het achterhoofd is men genoodzaakt te accepteren dat de Osmaanse Turken al in 1566 met de brief van de Osmaanse staatshoofd Kanuni Sultan Süleyman de facto de Nederlanden erkenden als zelfstandig soeverein staat. Hiermee erkenden de Turken van het Osmaanse Rijk als eerste de Nederlanden, zelfs nog voordat de Staten-Generaal de zelfstandigheid uitriep. Ook de ceremoniële ontvangst in 1568 van een Nederlandse delegatie is een sterke aanwijzing van de erkenning van de zelfstandigheid van de Nederlanden, nogmaals nog voordat de Nederlanders hun eigen onafhankelijkheid uitriepen. Met de uitnodiging van de Osmaanse minister Halil Paşa om een Nederlandse ambassadeur in het Osmaanse Rijk te vestigden werd het ook een de jure erkenning in 1610. Met alle handelsdecreten en capitulatiën na 1610, rechten die tot dan toe alleen aan de Franse, Engelse en Venetiaanse ambassadeurs waren toegekend, gaven de Osmaanse Turken de Nederlandse ambassadeur Cornelis Haga dezelfde status als de eerdergenoemde drie landen. Dit terwijl verder geen enkel land de zelfstandigheid, onafhankelijk en zelfs soevereiniteit van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden erkende. Inmiddels had de Staten-Generaal in 1588 de onafhankelijkheid uitgeroepen maar erkende geen enkel land het. Met de officiële uitnodiging van Halil Paşa en de vele voorrechten die de Nederlanden kregen, is er geen twijfel over mogelijk dat het Osmaanse Rijk en de Osmaanse Turken als eerst de Nederlanden erkenden alszijnde het onafhankelijke, zelfstandige en soevereine Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

Dit wordt ook erg duidelijk als men in de Vergaderzaal van de Staten-Generaal, destijds het hoogste orgaan van Nederland, kijkt naar de schilderingen uit de periode 1655. Vlak boven het portret van Koning Willem II is Osmaans-Turkse symboliek te bewonderen. Volgens de schilders Nicolaas Wielingh en Andries de Haen (beide leerlingen van de bekende schilder Rubens) keken de Osmaanse Turken vanuit een venster naar het hoogste orgaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden om te luisteren wat er besproken werd. De volkeren werden geschilderd in de chronologische volgorde van wanneer er diplomatieke of economische relaties werden aangeknoopt. Het zal dan ook geen toeval zijn dat pal boven de Staten-Generaal, de Osmaanse Turken als eerst worden afgebeeld. De Turken waren tenslotte de eerste die de Nederlanden erkenden als zelfstandig land, iets wat ook Beatrix duidelijk naar voren bracht in haar toespraak van 3 april 2001.

Wat hiermee als een paal boven water staat, is het feit dat de Turken als eerst de onafhankelijkheid, zelfstandigheid en soevereiniteit van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden erkenden. De facto al in 1566 en 1568 en de jure in 1610. Lang voordat de overige landen dit in 1648 deden met het Verdrag van Westfalen.[4]



Armand Sağ

15 augustus 2009

© Armand Sağ 2009


[1] Geoffrey Parker, Spain and the Netherlands 1559-1659 (Glasgow 1979) p. 67

[2] Jan Heringa, De eer en hoogheid van de staat (Groningen 1961) p. 527; deels te vinden op: http://dissertations.ub.rug.nl/FILES/faculties/arts/1961/j.heringa/eeremhoogheid.pdf

[3] Notitie gedateerd op 30 juni 1612. Gepubliceerd in: Kadızade Abdullah, 1612'de Osmanlı Devleti İle Hollanda Cumhuriyeti Arasında Yapılan Kapitülasyon Andlaşmasının Sadeleştirilmiş metni (Het herziene verdrag van de overeengekomen capitulatie tussen de Republiek der Nederlanden en het Osmaanse Rijk in 1612), Akademi Maandblad, volume 4 (İstanbul 2000) p. 31-46

[4] De Vrede van Münster was een onderdeel van het Verdrag van Westfalen uit 1648, dit was tevens het einde van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). De beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog staan ook wel bekend als de Nederlandse Opstand (1568) terwijl het Verdrag van Westfalen ook wel bekend staat als de Vrede van Westfalen.

 

 

Copyright ElaDesign (disclaimer)